25/2/2025

Hoge Raad doet uitspraak over extern ondernemerschap

In het Deliveroo-arrest sprak de Hoge Raad zich al uit over de vraag wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst. In de Uber-zaak gaf de Hoge Raad onlangs antwoord op prejudiciële vragen over het gezichtspunt ‘ondernemerschap’.

Waar moet op worden gelet?

Handen schudden

De Hoge Raad gaf in het Deliveroo-arrest al aan dat gekeken moet worden naar diverse omstandigheden, bezien in onderlinge samenhang. Het gaat dus om een zogeheten holistische toets, waarbij de bedoeling van partijen niet van belang is. Het gaat daarbij om:

  1. de aard en duur van de werkzaamheden;
  2. de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  3. de inbedding van het werk en van degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
  4. het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
  5. de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen;
  6. de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
  7. de hoogte van deze beloningen;
  8. de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt;
  9. de vraag of degene die de werkzaamheden verricht zich als ondernemer gedraagt, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, het aantal opdrachtgevers en de duur van de opdrachten.

Geen rangorde

De Hoge Raad heeft in genoemd Deliveroo-arrest geen rangorde aangebracht in voornoemde omstandigheden. De Hoge Raad ziet nu in de recente Uber-zaak evenmin reden voor het aanbrengen van een rangorde. Niet één aspect is dus bepalend. Bijvoorbeeld: zelfs als iemand zich vrijelijk mag laten vervangen door een ander, wat duidt op zelfstandigheid, kan het vanwege alle andere aspecten nog steeds een arbeidsovereenkomst zijn.

Ondernemerschap

De Hoge Raad antwoordt in de Uber-zaak dat dit in de praktijk kan betekenen dat hetzelfde werk, voor dezelfde opdrachtgever, voor iemand met ‘ondernemerschap’ geen arbeidsovereenkomst is, en voor iemand zonder ondernemerschap wel.

De Hoge Raad antwoordt in de Uber-zaak ook dat het begrip ondernemerschap ziet op de algemene (ondernemers)situatie van de werkende. Het beperkt zich dus niet tot specifieke omstandigheden bij een opdracht, maar kan ook betrekking hebben op omstandigheden buiten de specifieke verhouding tussen de werkende en zijn opdrachtgever.

Gerechtshof nu aan zet

Nu de Hoge Raad de prejudiciële vragen beantwoord heeft, is het gerechtshof aan zet om te oordelen wat dit betekent voor de werkenden in de Uber-zaak. Het gerechtshof zou daarbij tot het oordeel kunnen komen dat de ene chauffeur een arbeidsovereenkomst heeft, terwijl de andere chauffeur dat niet heeft. Of het gerechtshof tot dat oordeel komt, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden en de holistische toets die het gerechtshof daarbij moet toepassen.

Naar overzicht